
Weitere Informationen
Gegenanzeigen
Het gebruik van Adenocor is tegenaangewezen bij patiënten met:
- een bradycardie
- ernstige hypotensie
- gedecompenseerde toestanden van hartinsufficiëntie,
- een tweede- of derdegraads AV-blok (behalve bij de patiënten met een pace-maker),
- "sinusknoopziekte" (behalve bij patiënten die een pacemaker dragen),
- chronisch obstructief longlijden (zoals bronchiaal astma),
- bekende overgevoeligheid voor adenosine of voor één van de hulpstoffen,
- verlengd QT syndroom.
Indikationen
Therapeutische indicaties: Snelle omzetting tot een normaal sinusaal ritme van paroxismale supraventriculaire tachycardieën met inbegrip van re-entry tachycardieën (syndroom van Wolff-Parkinson- White). Pediatrische patiënten Snelle omzetting tot een normaal sinusritme van paroxysmale supraventriculaire tachycardie bij kinderen in de leeftijd van 0 tot 18 jaar. Diagnostische indicaties: - Hulpmiddel bij de diagnose van supraventriculaire tachycardieën met brede of smalle complexen. - Hoewel adenosine niet efficiënt is bij de behandeling van voorkamerflutter, van voorkamerfibrillatie en van ventrikeltachycardie, kan door de vertraging van de AV-geleiding een voorkameractiviteit worden gediagnostiseerd. - Sensibilisatie van de intracardiale elektrofysiologische onderzoeken.
Zusammensetzung
Welke stoffen zitten er in Adenocor?
De werkzame stof in dit middel is adenosine. Elke injectieflacon van 2 ml bevat 6 mg adenosine.
De andere stoffen in dit middel zijn natriumchloride en water voor injectie als oplosmiddel.